Het blijft
apart om te zien hoe volwassen mannen, al dan niet, met een wapperende djellaba
- een ruimvallend lang gewaad - naar de overkant van de straat
vluchten om te ontsnappen aan de ‘dreigende klauwen’ van mijn aangelijnde
golden doodle. Omdat ik in die wijk woon, treffen de praktiserende moslims en
ik elkaar geregeld. Je zou denken dat het gros onderhand weet dat mijn hond een
lieverd is die bovendien niet naar hen taalt. Een cultuurverschil?
Rond
gebedstijd komen twee goedgelovige knulletjes van een jaar of negen net om de
hoek van de moskee kijken. De hond en ik botsen bijna tegen ze op. Geschrokken
rent de een weg, de ander bevriest en strekt schijterig zijn armen omhoog langs
de muur. Kinderen zijn grotendeels het resultaat van hun opvoeding. Toch kon ik
het niet laten om een beetje te judassen: ‘Jullie zijn toch niet bang voor zo’n
doddige doedel?’ ‘Honden zijn onrein’, sputtert de stoerste van de twee. ‘Oh,
maar mijn hond is net gewassen. Dus he-le-maal schoon’, is mijn riposte. Beide knappe krullenbolletjes staan, intussen op veilige afstand, perplex. Daar hebben ze geen antwoord op. Een
vriendelijke vader komt erbij om het uitleggen. ‘Ik weet hoe het zit. Ik was benieuwd
of de kinderen het snappen’, temper ik zijn enthousiasme. Leven en laten leven. Een ding is zeker: deze
vrijdag gaat niemand bekeerd worden.