dinsdag 25 mei 2021

HONDENMENS EN MENSENHOND

 

Twee paar spitse oren terug had ik een lieve reu die zichzelf ondanks zijn harige hondengestalte tot het menselijk ras vond behoren. Als zijn viervoetige vriendjes van het wandelgroepje op het speelveld losgingen, stond mijn bedaarde mensenhond bij ons eigenaren. Ik ben er vast van overtuigd dat het voor hem voelde alsof hij volwaardig deelnam aan de conversatie.

Het was absoluut niet zo dat mijn toegenegen en eenkennige hond in een identiteitscrisis verkeerde. Het is aannemelijk dat die ontkenning voortkwam uit het feit dat hij en ik zo’n onafscheidelijke twee-eenheid vormden: hij kon zich simpelweg niet meer met soortgenoten identificeren. Spiegels en waterplassen waar hij zijn evenbeeld zou aantreffen, meed hij als de pest. Hij zou schrikken van zijn ware aanblik. Een uitzondering vormden ontmoetingen met bloedverwanten. Bij zijn rasgenoten voltrok zich du moment een ware gedaanteverwisseling. Het was alsof hij louter tussen zijn dubbelgangers het zelf aangemeten masker kon afleggen en rashond kon zijn. Ik bevind mij met genoemde uitspraken op glad ijs: antropomorfisme is (bij de buitenwacht) nog immer een taboe. Hondeneigenaars weten overigens wel beter.

Ik ben een hondenmens. Zonder hond is het leven ronduit saai. Na drie blonde jongens, koos ik ditmaal weloverwogen voor beschuit met roze kluifjes. Om te ervaren of sekse inderdaad het verschil maakt of dat elke hond unieke eigenschappen bezit die weinig te maken hebben met het geslacht. Zal mijn bejegening ten op zichte van haar afwijken van die van mijn Bello’s met ballen? Allemaal vragen waar allengs antwoord op komt. Ik laat me verrassen.