'Zullen we weer eens in T. lopen?' opperden we tegelijkertijd tegen elkaar. Moi: 'Dan slaan we het felbegeerde beginstuk met konijnenbramen over en starten we in het midden.' W.: 'Het is vroeg in het voorjaar. Er is nog geen kleinwild en ook zit er nog geen blad aan de struiken.' We beginnen vooraan. Pop die de laatste tijd zo braaf bij ons blijft (dankjewel Byker voor de heropvoeding), maakt dankbaar van de gelegenheid gebruik. In drie kwartier maakt ze een kunstig breiwerk.
De zonnige premature lentedag erop starten we in het midden en wandelen we over het fietspad langs de Maas naar de stuw. Een enkele fietser trotseert de etsende oostenwind, veel berugzakte zonaanbidders heffen hun hoofd naar de blauwe hemel in de nissen van de kloostermuren, in de luwte van hoogwaterwanden en op beschutte bankjes. Pop en de wind hebben vrij spel. Konijnen warmen zich overduidelijk aan de kachel in hun burcht. Als een prachtig plakplaatje wandelt ze de gehele route aan onze zijde.