Het is
onverstandig om zonder toestemming en begeleiding de buitenplaats van een
waakhond te betreden. Onvoorzichtige postbodes en groentjes onder de
pakjesbestellers hebben meer dan eens het vege lijf moeten redden. Slaapdronken
zwalken de hond en ik op een vroege zondagmorgen over het hobbelige trottoir
van een vervallen industrieterrein. We schrikken allebei wakker als het
aanstormend talent - een stel woeste langharige honden - achter de toegangspoort
van een oude fabriek aanslaat. Een bobtail en zijn handlanger, een york-shihmix op korte pootjes, beveiligen het bedrijf of hun leven ervan afhangt. Voor
familie en bekenden zijn het vast lieverds. Ik denk niet dat ze door hun baas
geïnstrueerd zijn om te waken. Ze komen meer over als te hulpvaardige viervoeters
die gemerkt hebben dat hun wild gespring tegen het solide hekwerk en hun
lawaaierig geblaf onweerlegbaar indruk maken. Voortdurend een succesvolle actie
van de vliegende brigade: elke passant schrikt zich een hoedje en maakt dat hij
wegkomt. Mijn hond schrikt ook als we worden uitgeblaft en deinst subiet terug.
Vlug stappen we verder, waardoor het blaffen na zo'n 50 meter ophoudt.
De eerstvolgende keer dat we vlakbij het bewuste terrein zijn, worden we al op afstand met veel bombarie aangekondigd. Mijn hond verzet geen stap meer. Kennelijk neemt hij de voorafgaande waarschuwing serieus. Uit ontzag voor het kwade lawaai of uit angst dat ze door het lint zullen gaan, wil hij zover mogelijk van het puntig hek vandaan blijven. Voor deze manoeuvre mag hij de stoep kort verlaten. Met een grote boog lopen we om de gesloten poort van de herriemakers heen. De baas, zijn handen losjes in de zakken van zijn blauwe overall gestoken, vindt het welletjes en roept de honden meermaals tot de orde. Aan zijn hele houding is te zien dat hijzelf niet gelooft dat hij het laatste woord zal hebben. Inderdaad. We zijn allang de hoek om als we nog mokkend gegrom en de allerlaatste blaf horen.