zaterdag 2 januari 2021

MOBIELE EENHEID

Elke zichzelf respecterende agrariër krijgt op het erf hulp van zijn waakhond. Grootte of soort maakt niet uit. Vervaarlijk aanhoudend geblaf is voldoende om bij voorbijgangers met kwaad in de zin de alarmbellen te doen rinkelen: aan deze boerderij loop je graag aan voorbij. Op het erf dat de hond en ik deze willekeurige ochtend passeren, sluimeren twee boerboels: eentje houdt met één half geopend oog de boel in de gaten. Gestommel in het hondenhok. Beide honden rekken zich uit en komen langzaam aangewaggeld zonder geluid te maken. Niks aan de hand, zou je zeggen. Maar de heersende stilte is dreigender dan geblaf of gegrom. 

Te laat bemerk ik dat de poort die toegang tot het hof verschaft, openstaat. De schrik slaat mij om het hart. Voor mezelf ben ik niet zo bevreesd: zolang ik hun erfgrens respecteer, mag ik aannemen dat ze me het voordeel van de twijfel gunnen. Echter mijn hond die enige scepsis bij mij bemerkt, begint uit voorzorg (en angst) te grommen. 'Sst, met deze zware jongens moet je geen loopje nemen', maan ik. Ik lijn hem aan, versnel mijn pas, neurie een luchtig deuntje en probeer de talmende hond mee te krijgen. 

De waakhonden zijn eerder bij de openstaande toegangspoort. Ik sta in dubio: keren we om of lopen we door? Ik besluit met een nonchalante houding verder te lopen; er moeten toch vaker wandelaars passeren. Zover als de breedte van het zandpad het toelaat, blijven we bij de honden uit de buurt. Het imposante stel houdt exact op de erfgrens de wacht. Geen enkele voorpoot stapt over de denkbeeldige lijn. Petje af voor de boer die dat voor elkaar heeft gekregen. Ik slaak een zucht van verlichting als we voorbij zijn. Wanneer ik na een dertigtal meters omkijk, zie ik de beide grensbewakers ons hoofdschuddend nakijken. Ik verdenk ze er zwaar van dat ze ons uitlachen.