De
verstokte vrijgezel van middelbare leeftijd is een laconiek persoon. Zijn
adagium luidt: Je kunt best zonder vrouw, maar geen dag zonder hond. Nadat hij
zijn vierde bejaarde terriër op een droeve ochtend met pijn in zijn hart moest
laten inslapen, toog hij die middag direct naar het plaatselijke asiel. Niet
omdat hij niet zielsveel van zijn hond gehouden had of omdat hij moeilijk
alleen kon zijn. Nee, hij had een groot hart voor asielzoekertjes en wilde zijn
toekomstige hond geen minuut langer achter de tralies laten zitten dan nodig
was. De opvolger van Terry moest weer een terriër zijn. Leeftijd, sekse of
persoonlijkheid maakte hem niet uit, zolang het exterieur maar voldeed.
In het asiel zat een herplaatser die in het profiel paste. ‘Perfect’, sprak de man tegen de baliemedewerkerster, ‘de hond uit kennel nummer 5, inpakken en wegwezen. Een strik hoeft er niet om.’ In eerste instantie mocht hij de hond niet meenemen omdat dit niet volgens het kennismakingsprotocol is. Hij dwong het toch af om diezelfde middag nog het secreet mee naar huis te nemen. Vermoedelijk ging het dierenasiel overstag omdat Spikey een moeilijk herplaatsbare terriër was. Euthanasie?
De omschrijving van de hond luidde: rotkarakter,
bijt in alles wat los en vast zit, absoluut niet bij kinderen. De zesjarige
Spikey had mazzel. Onder de stoïcijnse, liefdevolle bezieling en begeleiding van zijn nieuwe
eigenaar die hem de eerste tijd in zijn waarde liet en hem accepteerde zoals
hij door omstandigheden geworden was, veranderde Spikey zowaar in een blij hondje dat zijn reserve liet varen en waar de
buurtkinderen dol op werden.