Verderop in de
straat stonden enkele bouwvallige arbeiderswoninkjes. Het gezin dat er
woonde had een teefje dat de hele dag over straat schooide. Ze keken er weinig
naar om, hadden we het idee, evenals naar hun zoontje Jantje; een eersteklas
schoffie. Na schooltijd slenterde hij steevast over het gangpad achter ons
huis, terwijl dat voor hem feitelijk om was. Met zijn roestige rode zakmes kletterde
hij langs de spijlen van de poort, wetende dat onze heetgebakerde keffer
onmiddellijk aan zou slaan. Stond de hond eenmaal voor het hek dan hitste hij
hem op door herhaaldelijk kst te sissen. Blackie, die toch al
niet zo’n kindervriend was, werd steeds feller op Jantje die ik meer dan eens heb gewaarschuwd om het dier met rust te laten.
Ik had van te voren kunnen weten dat ik
hiermee juist het tegenovergestelde effect zou bereiken. Ik weigerde echter
pertinent om de hond de hele dag binnen te houden. Voor de zekerheid bond mijn
man kippengaas tegen de afrastering. Het hielp niet. Jantje ging door met
treiteren. Het was een kwestie van tijd voordat er wat zou gebeuren. Op een
kwade dag was onze hond de pesterijen spuugzat. Hij zag zijn kans schoon toen
Jantje zijn spichtige vingertjes door het gaas stak.
Het magere jochie gilde de hele buurt bij elkaar en
zette het op een snikken. Ik snelde naar buiten met de verbandtrommel in de
aanslag. De duim waarvan het topje loszat werd verbonden. Terwijl ik de beet
bagatelliseerde maakte ik hem duidelijk dat het zijn eigen schuld was.
’s Avonds voelde ik me wat ongemakkelijk.
Zou de vader van Jantje - een boom van een vent met een bierpens - wraak willen nemen? Ik zag
hem er best voor in staat om een stuk worst met gif erin over het hek te
gooien. Mijn man vertrok met lood in de schoenen naar het huisje van het
slachtoffertje om onszelf aan te geven. Door het raam zag hij de vader
onderuitgezakt op de bank hangen. Het teefje lag op de rugleuning met haar
kopje vertrouwd op zijn schouder. Jantje zelf was in geen velden of wegen te
zien.
De man reageerde schokschouderend op mijn mans relaas. Jantje had niets verteld en zat boven op zijn kamertje. Hij mompelde iets van 'die kleine etterbak zal het wel aan zichzelf te danken hebben' en 'hopelijk leert-ie het nou'. Het rode zakmes zou hij wel gejat hebben. Voor hij de deur voor het verbouwereerde gezicht van mijn man dichtdeed, wilde hij nog kwijt dat hun teefje ook niks van Jantje moest hebben, daarom lummelde ze meestal buiten rond.