zondag 31 januari 2021

HET ZAKMES

 

Verderop in de straat stonden enkele bouwvallige arbeiderswoninkjes. Het gezin dat  er woonde had een teefje dat de hele dag over straat schooide. Ze keken er weinig naar om, hadden we het idee, evenals naar hun zoontje Jantje; een eersteklas schoffie. Na schooltijd slenterde hij steevast over het gangpad achter ons huis, terwijl dat voor hem feitelijk om was. Met zijn roestige rode zakmes kletterde hij langs de spijlen van de poort, wetende dat onze heetgebakerde keffer onmiddellijk aan zou slaan. Stond de hond eenmaal voor het hek dan hitste hij hem op door herhaaldelijk kst te sissen. Blackie, die toch al niet zo’n kindervriend was, werd steeds feller op Jantje die ik meer dan eens heb gewaarschuwd om het dier met rust te laten.

Ik had van te voren kunnen weten dat ik hiermee juist het tegenovergestelde effect zou bereiken. Ik weigerde echter pertinent om de hond de hele dag binnen te houden. Voor de zekerheid bond mijn man kippengaas tegen de afrastering. Het hielp niet. Jantje ging door met treiteren. Het was een kwestie van tijd voordat er wat zou gebeuren. Op een kwade dag was onze hond de pesterijen spuugzat. Hij zag zijn kans schoon toen Jantje zijn spichtige vingertjes door het gaas stak.

Het magere jochie gilde de hele buurt bij elkaar en zette het op een snikken. Ik snelde naar buiten met de verbandtrommel in de aanslag. De duim waarvan het topje loszat werd verbonden. Terwijl ik de beet bagatelliseerde maakte ik hem duidelijk dat het zijn eigen schuld was.

’s Avonds voelde ik me wat ongemakkelijk. Zou de vader van Jantje - een boom van een vent met een bierpens - wraak willen nemen? Ik zag hem er best voor in staat om een stuk worst met gif erin over het hek te gooien. Mijn man vertrok met lood in de schoenen naar het huisje van het slachtoffertje om onszelf aan te geven. Door het raam zag hij de vader onderuitgezakt op de bank hangen. Het teefje lag op de rugleuning met haar kopje vertrouwd op zijn schouder. Jantje zelf was in geen velden of wegen te zien.

De man reageerde schokschouderend op mijn mans relaas. Jantje had niets verteld en zat boven op zijn kamertje. Hij mompelde iets van 'die kleine etterbak zal het wel aan zichzelf te danken hebben' en 'hopelijk leert-ie het nou'. Het rode zakmes zou hij wel gejat hebben. Voor hij de deur voor het verbouwereerde gezicht van mijn man dichtdeed, wilde hij nog kwijt dat hun teefje ook niks van Jantje moest hebben, daarom lummelde ze meestal buiten rond.