Tot voor
kort was ik de contente eigenaresse van een door de gemeente aangelegd geveltuintje. Het leek me heerlijk om in het voorjaar de jonge aanplant in
bloei te zien staan. Na de plaatsing van een houten bankje kon het grote
genieten beginnen. Een kat die meende dat ik 'dit geurig toilet' speciaal voor
hem of haar had laten aanleggen deponeerde er vanaf dag één, elke nacht een
drol. Na ongeveer een week kreeg deze geregeld gezelschap van een klein hoopje,
dat zo te zien, door een minuscuul hondje werd geproduceerd. Je zag nooit wie
het deed. Woest werd ik er van. Vanwege mijn overdreven poetsgedrag – ik schrob
elke dag mijn stoepje met chloor – noemen buurtgenoten me stiekem Truus de
Mier. Nou, ze hadden me beter een andere bijnaam kunnen geven, want ik ben zo
vasthoudend als een pitbull als ik vind dat iemand zijn verantwoordelijkheid
niet neemt. Toegegeven, ik ben van de oude stempel, maar het is mijn stellige
overtuiging dat ik niet hoef mee te 'genieten van andermans hobby. Met een
enkel plasje had ik rekening gehouden. Tenslotte is nog nooit een huis
omgevallen van een straaltje urine.
Nauwkeurig
hield ik vanachter de vitrage voorbijgangers met hond in de gaten. Na enkele
dagen gepost te hebben, bleek de boosdoener een wit krullenbolletje dat door
een jochie van een jaar of tien werd uitgelaten. Omdat het manneke me steeds te
snel af was, belde ik zijn ouders. Naar eigen zeggen zouden zij, noch hun
zoontje, dat ooit doen. De eerstvolgende keer schepte ik het drolletje in een
boterhamzakje en stopte het met een begeleidend briefje bij de eigenaren van
het hondje in de brievenbus. De tekst luidde: s.v.p. opruimen anders valt het
hoopje de volgende keer zonder plastic in uw brievenbus. Het hielp geen
sikkepit. Ondertussen had ik een uitlaatschema bijgehouden. Op het exacte
moment dat het hondje voor mijn geveltuintje hurkte, opende ik de voordeur.
Betrapt! Het hondje was zich van geen kwaad bewust. Hij kent immers de
betekenis van het, in feite overbodige, rood omrande schildje 'verboden te
poepen' dat ik tegen de gevel had getimmerd, niet. Het jochie kreeg subiet een
knalrood hoofd. Tot mijn verbijstering raapte hij het hoopje met zijn blote
handjes op en frommelde het in zijn broekzak. Als de wiedeweerga verdwenen ze
beide uit het zicht, waarna ik ze nooit meer gezien heb. Na deze succesvolle
actie ben ik zeer gemotiveerd om de eigenaar van de kat op te sporen. Vanaf
morgen dut ik overdag en sta ik ’s nachts op wacht. U bent gewaarschuwd!